Lopen

Net als het klap doorgeven een oefening met vele variaties. De basis is eenvoudig: alle spelers lopen in lijnen kriskras door de ruimte van punt naar punt zonder tegen elkaar aan te botsen. Belangrijk is dat de spelers geen rondjes gaan lopen, maar rechte lijnen aanhouden en dat ze telkens doelgericht naar een punt lopen.

Variatie 1: tempowisselingen. De spelleider geeft aan of de spelers sneller dan wel langzamer moeten gaan lopen. Je kunt dit ook aan de spelers zelf overlaten, waarbij men dus goed op elkaar moet letten. Het is belangrijk is dat de wisselingen vloeiend verlopen.

Variatie 2: transformaties. De spelleider roept een woord waarop de spelers direct reageren met een transformatie bijvoorbeeld ‘oud’, ‘dronken’, ‘vrolijk’, ‘verlegen’ etc.

Variatie 3: vanuit een lichaamsdeel. De spelleider roept een lichaamsdeel en dat wordt dan het richtingsbepalende element voor het lopen. Bij ‘neus’ loopt dus iedereen achter zijn neus aan en bij ‘knie’ achter zijn knie.

Variatie 4: een combinatie van 1, 2, 3 gevat in een verhaal. De spelleider verwerkt de transformaties in een verhaal, bijvoorbeeld ‘Je loopt een beetje verdwaasd rond, want je bent net wakker. Ineens realiseer je je dat je om negen uur een sollicitatiegesprek had: vijf minuten geleden! Je rent naar buiten en loopt haastig naar het de supermarkt waar je wilt gaan werken. Onderweg bots je echter tegen allemaal mensen op (voorzichtig…). Bij één van die botsingen verlies je je contactlens. Voorzichtig! Etc.’

Variatie 5: slechts 1 speler loopt (dit hoeft niet persé in rechte lijnen). Zodra die speler stilstaat, moet een andere speler gaan lopen maar er mag niet meer dan één persoon tegelijkertijd lopen. Breidt dit uit naar ‘er mogen twee spelers lopen’, ‘er mogen drie spelers lopen’ tot ‘er mag slechts één persoon stilstaan’.

Scroll naar boven